Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Landbouwminister Carola Schouten stort zich met een blinddoek op in een ongewis avontuur door aan te sturen op een vrijwel volledige verwerking van de mest uit de intensieve veehouderij. De milieugevolgen van de installaties die de mest moeten verwerken, zijn grotendeels onbekend. ''We weten het niet'', aldus Jan Roefs van het Nederlands Centrum voor mestverwaarding.

Jan Roefs doet in zijn rapport 'Knelpunten in mestverwaarding'' een boekje open: de milieueffecten (ammoniak, fijnstof en geur) zijn niet goed onderbouwd. Ook ontbreken er normen en als die er al zijn, dan is niet duidelijk in hoeverre die van toepassing zijn en of ze voldoende bescherming bieden.

''Van ongewenste stoffen die we niet in het milieu terug willen zien, zijn überhaupt nog geen normen bepaald'', aldus Roefs. Het gaat dan om virussen, bacteriën, endotoxines, antibiotica en dergelijke. Het ontbreken van deze normen is een extra rem voor medewerking van een lokale autoriteit bij vergunningsaanvragen, al dan niet door gezaaide twijfels bij bezwaarmakers: “Want als je niet eens weet wat de gevolgen zijn, hoe kan je dan medewerking verlenen?'' Soms zijn er wel normen, maar wordt ervan betwijfeld of ze goed onderbouwd zijn, voegt hij eraan toe.

Fijnstof en ammoniak
Van ammoniak en fijnstof is niet duidelijk of luchtwassers wel doen wat berekend wordt, aldus Roefs. Er zijn wel erkende luchtwassers, maar deze zijn voor stallen erkend. Mestverwerking (met varianten daarbinnen) is echter anders, en extrapoleren van cijfers is “pure luchtfietserij”, citeert hij opnieuw een deskundige.

Geur
De berekening van geur vanuit mestverwerkingsinstallaties is volgens deskundigen ''natte vinger werk'', aldus Roefs. Hij citeert een van de deskundigen die hij voor zijn rapport heeft geraadpleegd: ''Een adviesbureau rekent uit dat er x geureenheden worden uitgestoten, en op basis hiervan wordt een vergunning afgegeven. Een betere onderbouwing is er dan niet, en naderhand komen er dan toch klachten. Die klachten worden soms wel en soms niet bevestigd door metingen.” Soms komt dit omdat er andere stoffen vrij komen, waar geen rekening mee is gehouden, merkt Roefs op. ''Stoffen die bijvoorbeeld niet in een waterige fase terechtkomen bij een luchtwasser. Die stoffen verwacht je niet, maar ze zorgen wel voor overlast.''

Volksgezondheid
Uit het rapport van Roefs blijkt dat kennis ontbreekt om de zorgen van de bevolking op het gebied van volksgezondheid weg te nemen. ''Waar misschien wel de meeste weerstand bij de bevolking door wordt veroorzaakt is de angst voor zoönoses, antibiotica-resistente bacteriën, endotoxinen, fijnstof, residuen van diergeneesmiddelen en dergelijke. Ernstige crises als BSE, Ehec of Q-koorts hebben de aandacht hiervoor vergroot, en hebben vertrouwen doen omslaan in wantrouwen. Dit wordt versterkt door politiek getinte uitlatingen door personen die als opinieleider worden gezien, zoals huisartsen.''

Naar de verspreiding van voor de volksgezondheid schadelijke stoffen vanuit mestverwerkers is onderzoek gedaan, o.a. door WUR en door het kennisplatform veehouderij en humane gezondheid, aldus Roefs. ''Hun analyses blijven echter steken in kwalitatieve beschouwingen (‘het zou kunnen voorkomen’) en geven daardoor ook weinig objectieve informatie over risico’s. En juist daar zit weer die onzekerheid, want hoe groot is het risico? Er zijn deskundigen die een ware rampspoed voorspellen, maar er zijn ook deskundigen die beweren dat het houden van een kat als huisdier veel risicovoller is. Beide stellingen zullen onvoldoende onderbouwd zijn. Maar hoe het wel zit? We weten het niet.''

Deze onduidelijkheid, het niet kunnen duiden van werkelijke risico’s en niet verder komen dan eventualiteiten, zorgen voor angst en weerstand, bij de bevolking en bij het verlenen van een omgevingsvergunning, aldus Roefs. ''Ook is het dan moeilijk om gericht maatregelen te nemen. Een ‘potdicht-principe’ lijkt een ultieme oplossing, maar is dat voldoende en is het ook nodig?''

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel