Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Het gebruik van antibiotica in dieren en antibioticumresistentie in bacteriën in dieren neemt nog steeds toe. Dat concluderen onderzoekers*) in het vandaag verschenen rapport MARAN 2007 (Monitoring of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in Animals in the Netherlands). Het onderzoek is gedaan onder leiding van Prof. Dr. Dik Mevius, hoofd van het nationaal referentielaboratorium voor antimicrobiële resistentie in dieren van het Centraal Veterinair Instituut van Wageningen UR.

Het antibioticumgebruik op voorschrift van een dierenarts in voedselproducerende dieren in Nederland is in het afgelopen decennium bijna verdubbeld. Waarschijnlijke oorzaken voor deze toename zijn het verbod op het gebruik van antibiotica als groeibevorderaar en de schaalvergroting van de veehouderijbedrijven. De kwaliteit van het diervoer staat bovendien onder druk door hoge prijzen van grondstoffen op de wereldmarkt en het verbod om dierlijk eiwit in het diervoer toe te voegen. Dit kan de verteerbaarheid van het voedsel in de darm negatief beïnvloeden, wat gecompenseerd wordt door gebruik van antibiotica. De continue toename van gebruik is des te opvallender omdat er momenteel een intensief debat plaatsvindt over de negatieve effecten en volksgezondheidsrisico's van het antibioticumgebruik in de dierlijke productie. De resistentieniveaus nemen tegelijkertijd toe, zowel voor individuele antibiotica als multiresistentie.

Naast het veelvuldig voorkomen van MRSA (een bacterie die resistent is tegen meerdere soorten antibiotica) in Nederlandse voedselproducerende dieren, is vooral de snelle toename van Extended Spectrum Beta-Lactamase producerende bacteriën (ESBL's), vooral in pluimvee en pluimveevlees, een reden voor zorg. Ook bij de mens wordt een toename van ESBL's gezien bij bijvoorbeeld urineweginfecties, maar ook in het ziekenhuis. Deze ESBL's zijn ongevoelig voor heel belangrijke antibiotica, waardoor tijdens een infectie de kans op goed herstel kleiner wordt. Deze toename wordt zowel gezien in de darmflora van vleeskuikens, in Salmonella uit vleeskuikens en in mindere mate ook in Salmonella uit de mens. In vergelijking met de diergerelateerde MRSA is er een verschil in het risico van het verkrijgen van ESBL's. MRSA wordt voornamelijk overgedragen naar de mens via direct contact, terwijl voor de ESBL's de voedselketen waarschijnlijk een rol speelt in de verspreiding: de genen liggen op mobiele genetische elementen die overdraagbaar zijn binnen en tussen bacteriespecies. Projecten die de genetische verwantschap van ESBL's uit dieren en mensen onderzoeken zijn inmiddels gestart.

*) Aan het rapport hebben verschillende organisaties meegewerkt: het Centraal Veterinair Instituut van Wageningen UR, het RIVM, de VWA, het LEI van Wageningen UR, de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht en de Gezondheidsdienst voor Dieren. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (BAS-nummer: WOT-01-002-03.02).

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel