Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

"Het onderzoeksrapport van Adviesbureau De Meent is genuanceerd, maar het is jammer dat De Meent blijk geeft van weinig gedurfde keuzes". Met die kritische kantekening schetst Wybe Bakker, woordvoerder van Behoud de Parel, zijn oordeel over een rapport over de plannen voor een Centrale Zandverwerkingsinstallatie in het Raaieind in Grubbenvorst. Adviesbureau De Meent deed in opdracht van de gemeenteraad van Horst aan de Maas onderzoek naar de waarde van de plannen voor zo'n zandverwerkingscentrale van Delfstoffen Combinatie Maasdal (DCM) en de alternatieven die Behoud de Parel heeft gepresenteerd. In een brief aan de gemeenteraad (zie bijlage) heeft Behoud de Parel haar oordeel over het rapport kenbaar gemaakt.

Wybe Bakker: "Het rapport van de Meent gaat in op een veelheid van aspecten die bij de verschillende varianten aan de orde komen. We zijn blij met de conclusie dat onze alternatieven beter zijn voor het milieu, dan de plannen van DCM. Verder is er duidelijk sprake van een nuancering van de standpunten van zowel DCM als Vereniging Behoud de Parel. Jammer is wel dat De Meent er blijk van geeft weinig gedurfde keuzes te willen maken".

"Gemiste kans"
Nadat Behoud de Parel op een raadsvergadering in Grubbenvorst een alternatief plan had gelanceerd voor de plannen van DCM, voerde Behoud de Parel gesprekken met alle fracties in de gemeenteraad. In die gesprekken pleitte Behoud de Parel voor een onafhankelijk onderzoek naar de beste manier om de beveiliging van de Maas tegen overstromingen te bewerkstelligen. Nadrukkelijk wees Behoud de Parel er op dat zo'n onderzoek zich niet zou moeten richten op een vergelijking tussen de plannen van DCM en het alternatief van Behoud de Parel, maar moest kijken naar een optimaal en haalbaar plan. Het onafhankelijke onderzoek kwam er, maar het adviesbureau dat het onderzoek verrichtte kreeg toch de opdracht te komen tot een vergelijking van de plannen. Volgens Behoud de Parel een gemiste kans.

"Niet de plannen vergelijken, maar komen met het beste plan"
In de gesprekken met de gemeenteraadsfractie heeft Behoud de Parel er op gewezen, dat hun alternatieven - uiteraard - slechts beperkt ontwikkelde plannen betreft. Behoud de Parel heeft namelijk niet de mensen en de middelen om een volledig uitgewerkt plan, inclusief analyses van de mogelijkheden binnen de gegeven omstandigheden uit te werken. Behoud de Parel stelde dan ook dat het bij haar alternatieven er om ging, aan te tonen dat een andere opzet mogelijk is. In die opzet is Behoud de Parel geslaagd. Dat blijkt ook uit het onderzoeksresultaat. Wybe Bakker maakt echter een kanttekening. "Ten aanzien van een groot aantal aspecten uit het alternatief van Behoud de Parel zegt het adviesbureau, dat men uit gaat van aannamen en dat men er niet zeker van is dat die gerealiseerd kunnen worden. Hoe zou het beeld zijn als de plannen van Behoud de Parel voldragen en uitgewerkte plannen zouden zijn en het plan van DCM 'slechts' een idee. Dan zou bijvoorbeeld de conclusie zijn dat er geen enkele reden is om een haven te gaan graven. De haalbaarheid zou in twijfel getrokken worden en geconcludeerd zou worden dat dit vertragend en kostenverhogend werkt".

Haven
Eén van de voornaamste bezwaren van Behoud de Parel tegen de plannen van DCM richt zich op het voornemen om in Raaieind een haven en een zogenaamd "omputterrein" (slibdepot) aan te leggen. Adviesbureau De Meent besteedt er slechts beperkt aandacht aan. Wybe Bakker: "Gelukkig onderschrijft het onderzoek van De Meent de eerdere conclusie van Behoud de Parel, dat het voor de natuur en de aantasting van het milieu beter is als de haven er niet komt. Maar er is niet ingegaan op het toekomstperspectief van die haven. Na afloop van het winningproces is het een eenvoudige stap naar een overslaghaven en industriële vestiging die oprukt richting Grubbenvorst. Dat is alles, behalve aantrekkelijk". Dat zo'n stap gezet wordt door de provincie is zeker niet denkbeeldig. Een provinciaal adviesorgaan (PCOL) heeft immers al geadviseerd, de haven die 'eindbestemming' te geven. Het adviesorgaan wees er op, dat een (container)haven uitstekend zou passen bij het nabij te ontwikkelen industrieterrein 'Trade Port Noord'.

Behoud de Parel onderschrijft de conclusie in het rapport dat het project van de Maasbeveiliging voor DCM of welke andere ondernemer dan ook minder profijtelijk zal zijn als er geen gebruik gemaakt kan worden van een haven in Raaieind. "Maar", zo tekent Wybe Bakker daarbij aan: "Dat heeft voor slechts een klein deel te maken met de werkwijze - de delfstoffen op land verwerken - die DCM voorstaat. Het grote verschil in gewin zit hem in het missen van de uit de haven vrijkomende bouwgrondstoffen. Het is duidelijk dat DCM juist daarom zo vast houdt aan die haven in Raaieind. Maar we mogen toch stellen dat het openbaar bestuur niet de winstmaximalisatie van de ondernemer als belangrijkste doel zou mogen zien".

Hoogwatervrije ligging
Vereniging Behoud de Parel betreurt niet alleen de manier waarop het adviesbureau is ingegaan op de haven als onderdeel van het plan van DCM. De vereniging vindt het ook jammer dat De Meent zich schaart achter DCM als het gaat over de hoge, hoogwatervrije ligging van de verwerkingscentrale, die noodzakelijk zou zijn. Wybe Bakker: "Het is heel goed mogelijk met beschermingsmaatregelen tegen hoogwater “droge voeten” te houden. Voor de ruimte die in het waterbergend winterbed van de Maas wordt ingenomen, bieden de uitvoering van de 'Zandmaas-II-werken' voldoende compensatie. Het moet natuurlijk wel geregeld worden met Rijkswaterstaat, maar wat weegt nu uiteindelijk zwaarder? Een tijdelijke situatie waarbij een stukje berging verplaatst wordt of het opofferen van en stuk natuur op de Maasoever en het oprukken van de industrie over de A67".

Fijnstof
In haar kritiek op de alternatieven van Behoud de Parel stelde woordvoerders van DCM, dat het zogenaamde 'Plan B' van Behoud de Parel voor een drijvende verwerkingsinstallatie veel meer fijnstof zou procederen dan haar plannen voor een verwerkingscentrale op het vaste land. Voor de aandrijving van de drijvende installatie zou namelijk gebruik gemaakt moeten worden van dieselmotoren. Inderdaad een belangrijke bron van fijnstof. Fijnstof dat bijzonder schadelijk is voor de volksgezondheid. Uit het onderzoek van adviesbureau De Meent blijkt dat het zeer wel mogelijk is om - net als bij een installatie op land - ook de drijvende installatie te laten draaien op elektriciteit. Maar dat kost wel extra geld. Volgens Wybe Bakker tilt De Meent in haar onderzoeksrapport erg zwaar aan de kosten - zo'n € 400.000 tot € 600.000 - van een elektrische aansluiting, die op enkele plaatsen aangelegd moet worden om de uitstoot van fijnstof tijdens het scheidingsproces te beperken tot het niveau dat vergelijkbaar is met het niveau van uitstoot bij de plannen van DCM. Wybe Bakker: "De kosten van zo’n aansluiting worden gemakkelijk terugverdiend uit de netto-opbrengst (na aftrek van alle kosten) van 100.000 ton bouwgrondstoffen. In totaal wil DCM minimaal 18,1 miljoen m3 toutvenant winnen. Daaruit wordt circa 25 miljoen ton bouwgrondstoffen gewonnen. Het zal duidelijk zijn dat een paar aansluitingen niet onoverkomelijk zijn!".

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel