Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

In een opinie-artikel (zie bijlage) gaat de heer Chavannes in op een rapport dat Wijffels tijdens het "bewind" van Minister Brinkhorst op het ministerie van Landbouw opgesteld heeft. Op het artikel van Chavannes volgde onder andere de hieronder weergegeven reactie:

Geachte heer Chavannes,

Uw droefstemmende column van 2 januari 2010 over de mensonterende bioindustrie roept de vraag op waarom er na het rapport-Wijffels uit 2001 niets, maar dan ook helemaal niets is terechtgekomen van die mooie woorden van toenmalig minister Brinkhorst: ”Dit rapport wordt uitgevoerd.” De vraag zou niet minder prangend zijn als de minister zich niet zo zou hebben uitgelaten. De 2×1x2 foto’s boven uw artikel maken dat al duidelijk. Als (voor het CDA) God had gewild, of (voor de PvdA en andere goddelozen) de evolutie had meegebracht dat kippen en jonge varkens zo zouden verkeren als op die foto’s te zien is, zouden die dieren dat vanzelf wel doen. Quod non. De vraag is dus: waarom geen uitvoering?

Ik weet het niet, maar een politicoloog zou er nog eens een gedegen onderzoek naar kunnen doen. Ik probeer toch enige speculatieve antwoorden te geven, in willekeurige volgorde. Die betreffen de snelheid waarmee het politieke bedrijf voortdendert, de kwaliteit van de landelijke politici en de morele ruggegraat van die politici.

Preliminair is uiteraard het economische belang van de intensieve veehouderij. Als het in Nederland verboden wordt om over een jaar nog dieren te houden op de wijze die nu practijk is, kost dat zoveel miljarden euro’s dat de kredietcrisis erbij verbleekt. Maar dat is niet het springende punt. Natuurlijk moet een beleidswijziging en daarmee een andere vlees-, eier- en melkproductie zorgvuldig en voorzichtig worden uitgevoerd. Om niet te zeggen: ingevoerd. Maar kennelijk waren Wijffels en in zijn voetspoor Brinkhorst van mening dat een dergelijke omslag in tien jaar mogelijk zou zijn. Dus, waarom hebben wij, burgers die hieraan belang hechtten, in al die jaren niets gemerkt van ook maar de geringste poging om dat proces in gang te zetten?

Mijn eerste antwoord is dat (in theorie) daags na de uitkomst van het rapport-Wijffels er iemand in een mestput viel en de Tweede Kamer, met name het CDA, zich onmiddellijk ging bezighouden met de vraag of het beleid omtrent de veiligheid van mestputten niet aangescherpt moest worden. Wijffels was al onmiddellijk vergeten en wie er nog eens op terug wou komen werd om de oren geslagen met allerlei meer of minder minkukelige onderwerpen van nationaal, regionaal, locaal of hoe dan ook vermeend politiek belang die rechtvaardigden dat het welzijn van dieren en daarmee samenhangende problemen naar de toekomst werden verschoven, naar de verre toekomst. En de fractiespecialisten alsmede ook de betrokken minister(s) gingen er in mee, al dan niet omdat het eenvoudiger is om nieuwe kleine problemen te bespreken dan oude grote problemen daadwerkelijk op te lossen. Hoe dan ook, de neiging van de landelijke politiek om van talrijke kleine kwesties belangrijke onderwerpen te maken waarmee men zich meent te moeten bemoeien, belemmert het zicht op grote vraagstukken en frustreert het vermogen om zich te concentreren op de grote lijnen van beleid, waartoe men de omvorming van de Nederlandse agrarische industrie wel mag rekenen, geloof ik.

Mijn tweede antwoord is dat veel politici, en ik beperk mij nu tot leden van de Tweede Kamer, niet in staat zijn om zich te onttrekken aan die stroom van kleine, om niet te zeggen irrelevante onderwerpen die op hun agenda komen. Zij hebben niet de intellectuele capaciteit om vast te houden aan grote lijnen van beleid en te beseffen dat landelijke politiek uitgaat boven het belang van de burger die vraagt of de nieuwe spoorlijn niet ook zijn of haar dorp moet aandoen. Kamerleden zouden zich minder detaillistische en meer principiële vragen moeten stellen en daarop hun politiek gedrag moeten afstemmen. Maar in de plaats daarvan meen ik te kunnen waarnemen dat landelijke politici vooral uit zijn op publiciteit naar aanleiding van de waan van de dag. Overigens, wanneer was het laatste vraaggesprek met de minister van landbouw over het rapport-Wijffels en de vraag wat van de uitvoering daarvan terechtgekomen is? Maar belangrijker vind ik de vraag: Wanneer heeft een lid van de Tweede Kamer bijvoorbeeld gevraagd aan de Minister van Landbouw: ”Wat is er gebeurd ter uitvoering van het rapport-Wijffels uit 2001 en wat doet U ter bevordering van verdere uitvoering daarvan?” Ik denk: dat interview heeft nooit plaatsgevonden en die kamervraag is nooit gesteld. Eigenlijk weet ik niet wat erger is.

Mijn derde antwoord is dat er wel politici zijn die beter weten, maar niet de morele moed hebben om hun stem te verheffen.
Jaren geleden las ik in NRC Handelsblad een ingezonden artikeltje van een gewezen CDA-Kamerlid die zijn spijt betuigde dat hij had gestemd vóór uitzending van Nederlandse troepen naar Srebenica. Ik sprak deze man later nog eens in een café. Hij legde mij uit dat eertijds duidelijk was dat het sturen van troepen onder de gegeven omstandigheden (de geografische situatie, de te lichte bewapening van de Nederlandse militairen) niet verantwoord was, zoals de militaire adviezen ook hadden aangegeven. Maar de (persoonlijke) druk vanuit het kabinet-Lubbers en de politieke leiding van het CDA was zo groot dat de hele CDA-fractie het kabinetsbesluit goedkeurde. Die man schaamde zich daar achteraf nog diep voor, wat hij in zijn artikeltje en in zijn persoonlijk verhaal aan mij bevestigde. Iets dergelijks lijkt zich nu voor te doen met betrekking tot de intensieve veehouderij. Want de foto’s boven uw artikel, meneer Chavannes, zijn een eufemisme voor de manier waarop in Nederland landbouwhuisdieren worden gehouden. Wie ook maar een greintje fatsoen heeft, weet dat wat daar gebeurt, naar de geringste morele maatstaven niet door de beugel kan. Elke politicus weet of kan, dan wel behoort te weten wat er gebeurt. In 2001 was er al een rapport-Wijffels waaruit alle, ook ethische, conclusies getrokken konden worden die maar mogelijk waren. Maar afgezien van de Partij voor de Dieren (waar ik geen voorstander van ben omdat one-issue-partijen politiek onvruchtbaar lijken) zijn er geen politici die zeggen: Het is genoeg geweest. We gaan er iets aan doen. Waarom horen we die politici niet? Omdat zij onder druk van fractie of minister zich niet zo durven opstellen in de openbaarheid.

En dus zou het moeten gebeuren dat leden van één of meer grote fracties hardop zeggen: Ongeacht overige politieke meningsverschillen met andere partijen komen wij overeen dat binnen één jaar de consequenties van het rapport-Wijffels in kaart gebracht moeten worden en dat binnen één jaar daarna aan die consequenties uitvoering gegeven moet worden. Ik weet zeker dat de Minister van Landbouw zal zeggen dat die snelheid niet mogelijk is en er nog veel onderzoek verricht moet worden naar de haalbaarheid van deze beleidswijziging. Maar waar het dan om gaat is de ruggegraat van een aantal kamerleden, vooral van het CDA, die zeggen: de noodzaak is evident, wij moeten vasthouden aan ons uitgangspunt en niet wijken voor afleiding daarvan.

Ik betwijfel zeer of er binnen de PvdA of het CDA politici gevonden kunnen worden die bereid zijn om hun politieke toekomst in de waagschaal te stellen voor het beginsel dat dieren in Nederland behoorlijk gehouden moeten worden. Het zij zo, maar laten politici er dan ook geen hoogdravende en dus bedrieglijke uitspraken over doen. En laten zij niet proberen nog de schijn op te houden dat het erbarmelijke lot van die miljoenen dieren hen werkelijk interesseert. Maar misschien zal er ooit nog eens zo een kamerlid in het openbaar zijn of haar schaamte uitspreken over het eigen gebrek aan morele en politieke moed om aan dat lot paal en perk te stellen.

Dick Kooman

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel