Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Koeien dragen meer bij aan het broeikaseffect dan auto’s, volgens Jeremy Rifkin. Het is daarom hoog tijd om allemaal vegetariër te worden.

Terwijl de bezorgdheid toeneemt over de honderden miljoenen auto’s, bussen, vrachtwagens, vliegtuigen en treinen die kooldioxide uitspuwen in de atmosfeer en daarmee een fundamentele verandering in het klimaat op aarde dreigen te veroorzaken, wordt een veel verraderlijker bron van het broeikaseffect praktisch genegeerd. Het zal u misschien verbazen, maar op dit ogenblik is het vlees dat wij op tafel zetten de grootste boosdoener bij de klimaatverandering.

Volgens een eind november verschenen rapport, Livestock’s Long Shadow, van de Wereldvoedselorganisatie (FAO) van de VN is 18 procent van de uitstoot van broeikasgassen afkomstig van de veehouderij. Dat is meer dan de uitstoot door vervoersmiddelen. De veehouderij (vooral van rundvee) produceert maar 9 procent van de uitstoot van kooldioxide door menselijk handelen, maar een veel groter deel van de schadelijkste broeikasgassen. 65 Procent van de door mensen veroorzaakte uitstoot van lachgas (dat driehonderd keer meer bijdraagt aan de opwarming van de aarde dan kooldioxide) is afkomstig van de veeteelt, vooral van mest, en 37 procent van zulke uitstoot van methaan (een gas dat 23 keer meer bijdraagt aan het broeikaseffect dan kooldioxide).

Veehouderij neemt op het ogenblik 26 procent van de oppervlakte van de aarde (afgezien van het deel dat door ijs is bedekt) in beslag. Minstens zo belangrijk is dat bijna een derde van de landbouwgrond in de wereld nu wordt gebruikt voor de teelt van voedergraan voor dieren in plaats van voor graan als voedsel voor mensen. Van oudsher graasde vee altijd op grasland. Pas in de 20ste eeuw zijn we begonnen om enorme lappen landbouwgrond te bestemmen voor de productie van voedergraan, zodat de rijkste consumenten vlees konden eten. Nu moeten miljoenen van de armste mensen hun toevlucht zoeken tot marginaal bouwland. Vaak wordt hen zelfs al het land ontnomen, waardoor het voor hen steeds moeilijker wordt om te zorgen voor zelfs een kleine dagelijkse portie gezond voedsel.

De steeds maar groeiende vleesindustrie is wereldwijd een plaag geworden van dramatische omvang. Alleen al het rundvee eet zich letterlijk een weg door hele ecosystemen. Veel van de nog resterende tropische regenwouden, zoals het Amazonegebied, worden met de grond gelijk gemaakt om plaats te maken voor grasland. Tegelijkertijd erodeert landbouwgrond over de hele wereld omdat er te veel wordt gegraasd. Het resterende zoetwater raakt vervuild door uitwerpselen van dieren en door bestrijdingsmiddelen.

En het probleem gaat nog veel groter worden. De FAO schat dat de mondiale vleesproductie in 2050 verdubbeld zal zijn. De gevolgen voor de biosfeer van de planeet kunnen desastreus zijn. Het VN-bureau waarschuwt dat ‘de milieukosten per vleesproductie-eenheid tot de helft moeten worden teruggebracht om te waarborgen dat de schade het huidige niveau niet zal overstijgen.’

Na ons te hebben gewaarschuwd voor de ongekende mi-lieugevaren die de groei van de vleesproductie met zich meebrengt, biedt de FAO oplossingen, zoals efficiëntere methoden voor grondbeheer, verbetering van het diervoeder om de uitstoot van methaan terug te dringen en verbeteringen in de doelmatigheid van irrigatiesystemen.

De oplossingen van de FAO lijken bijna belachelijk, als je nagaat dat de werkelijke kwestie overduidelijk is, maar toch in het rapport van het bureau niet aan de orde wordt gesteld. Het probleem is dat meer mensen, door veel vlees te eten, hun voedsel krijgen uit de hogere regionen van de voedselketen en dat dat ten koste gaat van het welzijn van de aarde. Dus waarom wordt er slechts een paar keer, in het voorbijgaan, gewag gemaakt van het nut van vegetarische eetgewoonten en waarom wordt niet als oplossing voorgesteld de vleesconsumptie te beperken?

Misschien is dat omdat de veeteeltindustrie wereldwijd de snelst groeiende landbouwsector is, die werk geeft aan 1,3 miljard mensen en 40 procent van de mondiale landbouwproductie voor zijn rekening neemt.

Zelfs de New York Times, die op het gebied van milieukwesties over het algemeen toch als slim wordt beschouwd, ging niet in op de portee van het FAO-rapport. Na een klaagzang over het funeste effect van veehouderij op het milieu en op klimaatverandering, werd in het hoofdredactioneel commentaar van de krant opgemerkt dat, aangezien ‘er aan de grote voorkeur van mensen voor het eten van vlees binnenkort wel geen einde zal komen’, de oplossing toch zal moeten komen van ‘meer aandacht voor duurzaamheid binnen de veeteeltsector zelf’. Wat de New York Times en de FAO niet inzien is dat ‘meer duurzaamheid’ hier neerkomt op de consumptie van voedsel uit lagere regionen van de voedselketen, dus op het eten van minder vlees.

Er is 18 kilo voer nodig om een kilo extra vlees aan een kalf te krijgen (dat voer bestaat uit twaalf kilo granen en bijproducten en zes kilo ruwvoer). Dit betekent dat maar 11 procent van het voer bestemd is voor de productie van vlees. De rest wordt verbrand als energie voor de normale lichaamfuncties, wordt afgescheiden of wordt opgenomen door lichaamsdelen die niet worden opgegeten, zoals haar of botten.

Terwijl we ons druk maken over de ondoelmatigheid en verspilling van benzine slorpende auto’s, is de ondoelmatigheid en de verspilling bij het eten van vlees nog veel erger. Vergelijk maar eens de productiviteit van grond gebruikt voor de productie van graan voor menselijke consumptie, met die van grond gebruikt voor voedergraan. Een hectare graangewas levert vijf keer zoveel eiwitten als een hectare gebruikt voor de vleesproductie. Peulvruchten leveren tien keer zoveel eiwitten per hectare en bladgroenten vijftien keer zoveel als bij vleesproductie.

In de Verenigde Staten gebruikt de vleesindustrie het equivalent van vijf liter benzine voor de productie van een halve kilo vlees. Om aan de jaarlijkse vleesconsumptie van een gemiddeld huishouden van vier personen (118 kilo) te voldoen heeft men bijna 1000 liter fossiele brandstof nodig. Als die brandstof wordt verbrand, komt er meer dan 2,5 ton extra kooldioxide in de atmosfeer, net zoveel als een gemiddelde auto bij normaal gebruik in zes maanden uitstoot.

Natuurlijk, de eerste reactie op zelfs maar de voorzichtigste oproep tot het terugdringen van de vleesconsumptie is dat mensen nu eenmaal carnivoren zijn en vlees nodig hebben voor een goede gezondheid. Dat is niet waar. Wij, homo sapiens, zijn omnivoren. Net als onze naaste verwanten, de chimpansees, zijn wij biologisch zodanig geëvolueerd dat we kunnen leven van een dieet van vers fruit en verse groenten, met alleen af en toe wat vlees. Hoewel vlees van oudsher wel onderdeel van het menu was, was het tot de 20ste eeuw geen hoofdbestanddeel.

Een evenwichtig plantaardig dieet levert met gemak alle eiwitten die een mens nodig heeft om gezond te kunnen leven.

Welke implicaties het FAO-rapport heeft, is duidelijk. Als de veehouderij een groter aandeel heeft in het broeikaseffect dan het vervoer, waarom besteden we in de media en het openbaar beleid dan niet meer tijd en aandacht aan manieren om onze verslaving aan vlees terug te dringen dan aan manieren om van onze verslaving aan benzineslurpende auto’s af te komen?

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel