Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft een risicoprofiel gemaakt dat bedoeld is om risicomanagers te informeren over de beschikbare kennis met betrekking tot het potentiële gezondheidsrisico als gevolg van antibioticaresistentie. Daarbij zijn 3 gevaren die samenhangen met het gebruik van antibiotica in de veehouderij als voorbeeld genomen: quinolone-resistente Campylobacter jejuni, de veegerelateerde MRSA (v-MRSA) en de ESBL-producerende bacteriën.

Quinolone-resistente Campylobacter jejuni
In de afgelopen decennia is de resistentie tegen quinolonen bij Campylobacter-isolaten van pluimvee en patiënten sterk gestegen en werd er een directe relatie met het gebruik van quinolonen in de pluimveesector aangetoond. Quinolone-resistente Campylobacter wordt voornamelijk overgedragen door consumptie en bereiding van kippenvlees. Er zijn geen indicaties dat mensen in direct contact met voedselproducerende dieren of in de vleesverwerkende industrie een verhoogd risico lopen.

Geschat wordt dat er circa 79.000 symptomatische Campylobacter-infecties per jaar plaatsvinden en ongeveer 50% van deze infecties wordt veroorzaakt door quinolone-resistente stammen. Er zijn geen aanwijzingen dat de ziektelast is toegenomen als gevolg van quinolone-resistentie en de kosten van de gezondheidszorg zijn dan ook vergelijkbaar met die voor gevoelige Campylobacter-infecties. De opties voor de bestrijding van quinolone-resistente variant zijn dezelfde als die voor de bestrijding van de gevoelige Campylobacter en omvatten zowel het terugdringen van de besmetting in de primaire productiesector als maatregelen met betrekking tot het slachtproces, zoals verbetering van de slachthygiëne en de combinatie van logistiek slachten met decontaminatie.

V-MRSA
V-MRSA werd voor het eerst ontdekt in 2005 en komt nu wijdverspreid voor in de Nederlandse intensieve veehouderij. De meerderheid van de stammen die zijn gevonden bij voedselproducerende dieren behoort tot het sequentie type 398. Er is voldoende bewijs voor een oorzakelijk verband tussen humane klinische isolaten en isolaten van voedselproducerende dieren. Ongeveer 30% van de varkens- en kalverhouders in Nederland is drager van v-MRSA. Overdracht van persoon naar persoon is beperkt. Er zijn geen aanwijzingen dat de aanwezigheid van v-MRSA op vlees een risico vormt voor de volksgezondheid of voor mensen werkzaam in de vleesverwerkende industrie.

In de afgelopen jaren werden jaarlijks ongeveer 100 v-MRSA-infecties gemeld; dit is ongeveer 10-15% van het totale aantal MRSA-infecties. V-MRSA is resistent tegen meerdere klassen antibiotica, waardoor de behandelopties beperkt zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat de individuele ziektelast van v-MRSA verschilt van die van de ziekenhuisvariant.

ESBL-producerende bacteriën
Breedspectrum bèta-lactamasen zijn enzymen die Gram-negatieve bacteriën resistent maken tegen bèta-lactam antibiotica en geremd worden door bètalactamase remmers. ESBL's zijn een belangrijke oorzaak van het mislukken van initiële cefalosporinebehandelingen van infecties veroorzaakt door ESBL-producerende bacteriën. Sinds het begin van deze eeuw is het aantal ESBL-producerende bacteriën toegenomen onder zowel humane als veterinaire isolaten. CTX-M is op dit moment het meest voorkomende ESBL-type onder mensen. ESBL-genen bevinden zich op plasmiden die kunnen worden overgedragen tussen bacteriesoorten. Deze plasmiden bevatten dikwijls ook andere antimicrobiële resistentiegenen, waardoor de bacteriën resistent zijn tegen meerdere klassen antibiotica.

Er is voldoende bewijs voor het bestaan van een relatie tussen plasmiden en de hierop gelegen ESBL-genen in humane klinische isolaten en isolaten van pluimvee; het bewijs is momenteel echter nog te beperkt om te concluderen dat er een causaal verband is. Recente gegevens suggereren dat zowel voedsel als direct contact een rol spelen bij de overdracht vanuit voedselproducerende dieren naar de mens. Uit pilotonderzoek is gebleken dat fecaal dragerschap onder Nederlandse vleeskuikenhouders veelvuldig voorkomt. Het is onduidelijk of de aanwezigheid van ESBL-producerende bacteriën op vlees een risico vormt voor de volksgezondheid of voor mensen werkzaam in de vleesverwerkende industrie.

In 2009 werden naar schatting 5400 urineweginfecties bij patiënten in de huisartsenpraktijk veroorzaakt door ESBL-producerende E. coli. Bovendien werden er in datzelfde jaar naar schatting 500 invasieve infecties veroorzaakt door ESBL-producerende bacteriën. De ziektelast en -kosten zijn nog niet gekwantificeerd, maar zijn waarschijnlijk aanzienlijk en zullen toenemen. Het besluit van de Nederlandse dierenartsen om te stoppen met het gebruik van cefalosporines bij pluimvee is de enige bestrijdingsmaatregel die momenteel wordt toegepast. Een tijdelijke stop op het gebruik van cefalosporines bij pluimvee in Canada bleek effectief te zijn voor het verminderen van de prevalentie van ESBL-producerende bacteriën op pluimveevlees.

Aanbevelingen
Op basis van de verzamelde informatie, worden door de RIVM onderzoekers de volgende aanbevelingen gedaan:
· monitoring van humane resistentie die geassocieerd wordt met het reservoir van voedselproducerende dieren door middel van verfijning van de bestaande humane surveillancesystemen;
· uitwerking van nationale onderzoeksagenda's om de geconstateerde kennislacunes met betrekking tot antimicrobiële resistentie in te vullen en het betrekken van risicobeoordelaars daarbij;
· uitvoering van een risicoschatting met betrekking tot ESBL-producerende bacteriën in voedselproducerende dieren.

Het rapport "Risk profile on antimicrobial resistance transmissible from food animals to humans" is te vinden in de bijlage.

(Bron: RIVM, 04/03/11)

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel