Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Schaalvergro­ting gaat in de varkenshouderij niet altijd gepaard gaat met verbetering van de technische en economische resultaten. Dat stelt Frank Steenbreker van Abab Accountants. Hij maakte een vergelijking op basis van de resultaten van 2006, waarbij hij de bedrijven qua bedrijfsgrootte in groepen indeelde. Het blijkt dat boven een omvang van 1.200 à 1.300 zeugen er een tendens bestaat dat de voerwinst terugloopt. Voor de vleesvarkenshouderij ligt het omslagpunt bij 4.500 tot 5.000 dieren.

Steenbreker gaf een toelichting op de cijfers die Abab verzamelde tijdens een stu­dieavond van Cehave Landbouw­belang in Boekel. De adviseur verklaart de daling in resultaten na het bereiken van een bepaalde grootte van het bedrijf doordat bedrijven van een bepaalde omvang genoodzaakt zijn om vreem­de arbeid in te huren. De betrok­kenheid van werknemers kan minder zijn en daardoor kunnen de technische resultaten onder druk komen te staan.

De adviseur vergeleek ook de voor biggenproductie, prijs en voerkosten in relatie tot be­drijfsomvang. Alle grafieken toonden hetzelfde beeld, zij het dat de curve eerder of later om­buigt. Bij de biggenproductie buigt de curve naar beneden bij ongeveer 1.000 zeugen; voor de biggenprijs bij 1.300 zeugen en de voerkosten beginnen op te lopen bij een be­drijfsomvang boven de 1.300 zeugen.

Voor de vleesvarkenshouderij keek Steenbreker naar de ken­merken voerwinst, kilogrampro­ductie per gemiddeld aanwezig varken, kilogramprijs, bigkosten en voerkosten, alle in relatie tot de bedrijfsomvang. De voerwinsten stijgen tot een omvang van 4.500 tot 5.000 vlees­varkens, om daarna af te buigen. De bigkosten stijgen al vanaf een bedrijfsomvang van 2.000 vleesvarkens. De voerkosten vanaf 3.000 vleesvarkens. De kilogram­productie per gemiddeld aanwe­zig varken blijft wel toenemen, maar de kilogramopbrengstprijs neemt vanaf een omvang van circa 4.000 varkens af.

(bron: Agrarisch Dagblad, 16/02/08)

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel