Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

De vereniging Behoud de Parel heeft een brief gestuurd aan de gemeente Horst aan de Maas en de toekomstige fusiepartners van deze gemeente, Meerlo-Wanssum en Sevenum, met het verzoek om een overzicht van alle veehouderijbedrijven binnen de gemeentegrenzen die vallen onder de zogenaamde IPPC-drempelwaarde (1). Deze bedrijven dienen te voldoen aan de eis dat zij de zogenaamd “Best Beschikbare Technieken” (2) hanteren bij het voorkomen van verontreiniging van het milieu. In de praktijk voldoen bedrijven vaak niet aan deze BBT-eis.

Het verzoek richt zich primair op al die bedrijven die geheel of gedeeltelijk een traditioneel huisvestingsysteem (3) in gebruik hebben. Indien bestaande bedrijven ook om andere redenen niet aan de te stellen BBT-eis voldoen, wil Behoud de Parel dat ook graag weten.

Vereniging Behoud de Parel wijst de gemeenten erop dat zowel de Wet milieubeheer, de Wet Openbaarheid van Bestuur, alsook het verdrag van Arhus, het openbaar bestuur verplichten de gevraagde informatie voor iedereen beschikbaar te stellen.

De vereniging wil deze informatie binnen de daartoe gestelde wettelijke termijn van zes weken, om vast te kunnen stellen in welke mate de gemeenten actief zijn ter bescherming van het milieu en daarmee de leefomstandigheden van de burgers in de drie gemeenten. En in welke mate de gemeenten handhavend optreden. Daar bestaan bij de Behoud de Parel vraagtekens over.

De vereniging wil die informatie, omdat zij vast heeft gesteld dat de gemeente Horst aan de Maas bij de beoordeling van de duurzaamheid van het Nieuw Gemengd Bedrijf de bescherming van de eigen bewoners niet als norm heeft genomen. Uit een onderzoek van Blonk Milieu Advies bleek onlangs dat de komst van het Nieuw Gemengd Bedrijf wellicht op landelijk niveau milieuwinst kan boeken, maar op lokaal gebied zal de verontreiniging toenemen.

(1) IPPC staat voor “Integrated Pollution Prevention and Control”(Geïntegreerde preventie en bestrijding van ver-ontreiniging). De IPPC-richtlijn gaat er van uit dat bepaalde bedrijfsmatige (met name industriële) activiteiten moeten worden voorzien van een vergunning teneinde ‘een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel te bereiken’. Dit moet worden gerealiseerd door het voorkomen of beperken van emissies naar lucht, water en bodem, met inbegrip van maatregelen betreffende afval. Producenten en overheden moeten dus rekening houden met alle emissies en effecten in het ontwerp van de hele inrichting (‘schone technologie’), in plaats van gebruik te maken van ‘end-of-pipe’ technieken.
De drempelwaarde bedraagt: > 40.000 kippen. > 2.000 varkens of > 750 zeugen.

(2) De fundamentele technische vereisten die in IPPC-vergunningen opgenomen moeten worden zijn de ‘beste beschikbare technieken’ (dikwijls aangeduid met de Engelse afkorting BAT). In de definitie van BAT is ‘beschikbaar’ gespecificeerd als economisch en technisch haalbaar, kosten en baten in aanmerking genomen.

(3) Voor de intensieve veehouderijbedrijven die onder de IPPC-richtlijn vallen vormt de Wet ammoniak en veehouderij het belangrijkste stuk Nederlandse regelgeving. In deze wet is ondermeer bepaald dat geen oprichtingsvergunning mag worden verleend voor een onder de IPPC-richtlijn vallend veehouderijbedrijf waarvan de ammoniakemissie een ‘belangrijke’ verontreiniging veroorzaakt, ook al bevindt zo’n bedrijf zich buiten een kwetsbaar gebied.

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel