Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

In varkenshouderij en in de pluimveesector is het lange termijnsaldo per dier lager dan vorig jaar werd geschat.

Vooral voor de zeugenhouderij en de leghennensector is het saldo naar beneden bijgesteld, zo blijkt uit het Kwin-handboek 2008-2009. In Kwin (kwantitatieve informatie) geeft de Animal Sciences Group van de WUR jaarlijks de normen voor bedrijfsbegrotingen voor de lange termijn. De biggenproductie per zeug is naar boven bijgesteld, maar daar staat een 2 euro lagere biggenprijs tegenover. Bovendien zijn de voerkosten per gemiddeld aanwezige zeug bijna 20 euro hoger geschat. Het saldo per gemiddeld aanwezige zeug komt daardoor uit op 312 euro, vergeleken met 344 euro een jaar eerder.

Kwin-projectleider Izak Vermeij benadrukt dat dit niet betekent dat komend jaar nog moeilijker wordt dan het afgelopen jaar. "Het gaat om de saldi op de lange termijn. De waan van de dag staat hier los van. We hadden voor het afgelopen jaar bijvoorbeeld niet zulke hoge voerprijzen voorspeld."

Leghennenhouders realiseren zowel voor de eieren als voor slachthennen hogere opbrengsten dan in de vorige voorspelling. Bovendien vallen de overige toegerekende kosten lager uit. De stijging van de voerkosten is met circa 40 euro per honderd hennen echter zo groot dat het saldo voor de scharrelsector 27 euro lager uitkomt, op 276 euro. Bij kooihennen is het saldo met 156 euro 24 euro lager.
De vleesvarkenssector is de enige waar de kosten naar beneden zijn bijgesteld, ondanks duurder voer. Dit komt vooral door een lagere biggenprijs en minder uitval. Toch valt het saldo 5 euro lager uit op 61 euro per gemiddeld aanwezig varken, vooral door een iets lagere opbrengstprijs. Voor de vleeskuikenhouderij komt het meest recente saldo € 1,13 lager uit, op € 105,44 per honderd opgezette kuikens per jaar.

(Bron: Agrarisch Dagblad, Margje de Graaff, 21-8-'08)

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel