Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Amilton Lopes van de Guarani-Kaiowá stam en de andere leden van de Braziliaanse delegatie zijn niet direct uit op solidariteit van Nederland. Wel willen ze duidelijk maken dat Nederland als een belangrijke importeur van Braziliaanse bio-ethanol, een uit suikergewassen gewonnen brandstof, zijn verantwoordelijkheid moet nemen.

Volgens de leden van de delegatie heeft de productie van bio-ethanol onder meer nadelige gevolgen op sociaal gebied. Samen met Egon Heck van de rooms-katholieke indiaanse missieraad CIMI en Jonia Lopes van de organisatie FIAN, die zich inzet voor het mensenrecht op voedsel, reisde Lopes deze week naar Nederland en andere landen van Europa om kritische kanttekeningen te plaatsen bij de productie van bio-ethanol.

Lopes laat weten dat de Guarani-Kaiowágemeenschap in de zuidwestelijke deelstaat Mato Grosso do Sul uit ongeveer 40.000 mensen bestaat. ,,Ons oorspronkelijke grondgebied was 3 miljoen hectare. Daarvan bezitten we nu nog 40.000 hectare.'' FIAN-medewerkster Lopes legt uit dat de Guarani-Kaiowá vooral in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw veel land hebben verloren. Dat was de tijd van de mechanisering van de landbouw.

Volgens de Braziliaanse grondwet van 1988 heeft de inheemse bevolking van het Zuid-Amerikaanse land het recht haar oorspronkelijke leefgebieden op te eisen. De Guarani-Kaiowá hebben in de jaren tachtig 22.000 hectare teruggekregen, maar ook daarmee hebben ze nog niet genoeg grond om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Veel bosgebieden die ze nodig hebben voor onder meer de jacht, het verzamelen van bouwmaterialen en het verzamelen van fruit en honing zijn verdwenen. In 2005 zag de Braziliaanse overheid zich zelfs genoodzaakt te beginnen met het uitdelen van voedselpakketten onder de Guarani-Kaiowá, nadat internationaal ophef was ontstaan over indiaanse kinderen die door ondervoeding om het leven waren gekomen.

De situatie van de Guarani-Kaiowá is er in de laatste jaren niet beter op geworden door de expansie van de suikerrietplantages voor de productie van bio-ethanol. ,,Als wij willen werken, kunnen we alleen op die plantages terecht'', stelt Lopes. Hij wijst erop dat de arbeidsomstandigheden op de plantages slecht zijn. Personeel werktr suikerrietplantages vrij te maken in Mato Grosso do Sul. ,,Nederland en andere landen moeten druk uitoefenen op Brazilië om ervoor te zorgen dat die expansie van de plantages niet ten koste van ons gaat'', laat Lopes weten. ,,Als die plannen doorgaan, zal de druk op de grond verder toenemen en wordt de kans steeds kleiner dat we land terugkrijgen dat ons eerder was afgenomen. Die grond hebben we juist nodig om onze traditionele levenswijze weer te kunnen oppikken.''

De Energieraad, een instantie die de Nederlandse regering en het parlement adviseert over het te voeren energiebeleid, is bekend met de berichten over de slechte arbeidsomstandigheden op Braziliaanse suikerrietplantages. Volgens Carlo Trojan van de Energieraad is de situatie sinds de periode 2002-2005 echter verbeterd. Trojan noemt ook positieve punten van het gebruik van bio-ethanol. Hij wijst onder meer ,,op de belangrijke CO2-reductie die bio-ethanol teweegbrengt''. Ook stelt Trojan dat bio-ethanol geen noemenswaardig negatief effect heeft op de voedselvoorziening.

(Bron: ANP, 24-10-'08)

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel