Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Na de overstromingen van de Maas in 1993 en 1995 werd besloten de Maas veiliger te gaan maken. Dat gebeurt onder andere door het verruimen van de riviersbedding. Dat betekent zandafgravingen. En om het afgegraven zand te verwerken is een zandverwerkingsinstallatie nodig. Op het land - zoals Delfstoffen Combinatie Maasdal (DCM) wil - of op het water - zoals vereniging Behoud de Parel wil. Dinsdag 13 januari 2009 organiseerde de gemeenteraad van Horst aan de Maas een openbare bijeenkomst in 't Haeren in Grubbenvorst, waarin de burgers van Grubbenvorst vragen konden stellen over de plannen voor een Centrale Zandverwerkingsinstallatie op het land of op het water. Na een presentatie van het plan van DCM kreeg Behoud de Parel de gelegenheid een alternatief plan te presenteren.

Plannen DCM
De heer Jan van de Mortel presenteerde namens DCM het plan voor de CZVI. Hij ging in op de historie (overstromingen van de Maas) en het doel om de bevolking te beschermen tegen de Maas. Door de aanleg van kades kan bereikt worden dat een risico van 1 overstroming in 50 jaar te verwachten is (het zogenaamde plan Zandmaas I). Door verruiming van de rivier (weerdverlaging, verdiepen zomerbed en hoogwatergeulen) - waar de CZVI volgens hem voor nodig is - kan het risico teruggebracht worden tot 1 overstroming in 250 jaar (Zandmaas II).

Van de Mortel benadrukte dat de beveiliging van de Maas solidariteit onder de verschillende dorpen aan de Maas veronderstelt. Want doe je in het ene dorp niets, dan heeft het volgende dorp daar last van. Wat de eventuele overlast van de werkzaamheden betreft, wees Van de Mortel er op, dat het Maasdal in Noord-Limburg smal is en dus snel overlast met zich mee zal brengen. Door een centrale vestiging zou de overlast bij andere dorpen gereduceerd kunnen worden. En de overlast nabij Grubbenvorst zou zoveel mogelijk door allerlei maatregelen ingeperkt worden en in ieder geval voldoen aan de wettelijke normen, die op dat punt gesteld zijn.

Vervolgens ging Van de Mortel in op de voor- en nadelen van een drijvende installatie en een centrale installatie op de wal. Volgens hem zou je bij een drijvende installatie "grote projecten" nodig hebben, wordt het reguliere scheepsverkeer door zulk een installatie belemmerd, heb je beperkte opslagmogelijkheden, is het vochtgehalte van het zand te hoog voor vervoer per schip of vrachtauto, zou er sprake zijn van meer milieuhinder (groter geluidsprobleem) en last but not least zou het bij een drijvende instalatie niet mogelijk zijn een grote diversiteit aan soorten zand te produceren.

Bij de uitvoering van het Grensmaasproject (Maasbeveiliging in Zuid Limburg) - in de vorige eeuw - zijn positieve ervaringen opgedaan met centrale zandverwerking. Daar wordt in Grubbenvorst op door geborduurd. Daarvoor is een gebied van 25 tot 40 ha nodig in het Raaieinde, gelegen tussen het dorp en de brug van de A67 over de Maas. Dat blijkt uit het onderzoek van Grontmij in opdracht van DCM, die de voor- en nadelen van de verschillende locaties in beeld heeft gebracht. Een belangrijk voordeel van de locatie Raaieinde is volgens DCM, dat DCM daar de gronden al vrijwel in haar bezit heeft en dat Raaieinde "vergunbaar" is, dat wil zeggen dat voor het plan de benodigde vergunningen te verstrekken zijn. Daarmee zouden de werkzaamheden snel kunnen starten. Na de pauze bevestigde een ambtenaar van de provincie (de heer Brouns, die al 30 jaar namens de provincie zand- en grindverwerking "gunt" aan zand- en grind-"boeren"), dat deze locatie "vergunbaar" is en de provincie - alles overwegende - voor locatie Raaieinde is. Toen hem vanuit de zaal gevraagd werd of bij die overwegingen ook de gezondheidsaspecten betrokken waren, moest hij antwoorden dat dat niet het geval was.... En hij moest ook erkennen dat bij de beoordeling van de plannen van de CZVI niet gekeken was naar de samenhang met al die andere plannen rondom Grubbenvorst en de samenloop van overlast, die dat met zich meebrengt.

Alternatief plan Behoud de Parel
Na de presentatie van de plannen van DCM kreeg Wybe Bakker de mogelijkheid om een in opdracht van Behoud de Parel opgesteld alternatief plan - onder de titel "Plan B" - toe te lichten. Wybe Bakker heeft eerder gewerkt voor grote baggeraars als Boskalis en Volker/Stevin en runt momenteel een zelfstandig projectbureau. Zijn presentatie - die als titel draagt: "Zandmaas Extra, zo kan het ook" - is als bijlage toegevoegd.

In het kort gezegd komt het plan van Behoud de Parel er op neer, dat de grondstoffen die gewonnen worden in verband met de Maasbeveiliging, verwerkt worden in een mobiele drijvende installatie. Het verwerkte zand en grond zou dan per schip vervoerd worden naar bestaande havens in Venlo, Wanssum, Heijen en Roermond en eventueel naar de uiterwaarden van de Maas bij Well en Velden. Daar zouden de grondstoffen eventueel nog een bewerking kunnen ondergaan bij lokale steunpunten.

Volgens Wybe Bakker heeft het plan legio voordelen. Zo hoeft veel minder met de grondstoffen op en neer gevaren te worden doordat de ontgronder ze ter plekke verwerkt. Bovendien hoeven de ontgronders alleen het bruikbare zand en grind te vervoeren en kunnen ze de reststoffen en de deklaag ter plekke weer dumpen. Verder is verwerking ter plaatse beter voor het landschap, flora en fauna en levert verspreide verwerking over het gebied veel minder hinder op.

In diens toelichting ging Bakker ook in op het plan van de ontgronder DCM en het rapport van Grontmij, dat in feite een samenvatting is van de plan-MER. In dat rapport worden een aantal redenen genoemd waarom een drijvende installatie niet mogelijk zou zijn voor de werkzaamheden in het kader van Zandmaas II. Bakker heeft in diens presentatie aangegeven dat er een alternatief plan mogelijk is en dat in de toelichting op de plannen van DCM zaken onjuist zijn weergegeven. Zo wijst Bakker er op dat Grontmij stelt dat in de Maasplassen in Limburg alleen het grind drijvend verwerkt is. Dit is niet juist. De Maasplassen in Midden-Limburg zijn met een drijvende installatie ontgrond. Daarbij zijn de uitkomende materialen tot kant en klare producten (zand voor beton en betonwaren) verwerkt.

Ook de bewering van Grontmij en DCM dat een drijvende installatie alleen bulkproducten kan produceren, klopt niet. De drijvende installatie van een collega-bedrijf produceert 49 soorten zand, naar specificatie van de klant, volgens Bakker.

Verder stelt Grontmij dat het vochtpercentage van het zand voor de lokale markt te hoog zou zijn, omdat de vaartijd te kort is om het zand te laten drogen. De oplossing die Wybe Bakker aanlevert is even simpel als ontwapenend: laat het zand zo lang in het schip verblijven (door even wat "om te varen"), dat het bij de eindbestemmingen geen probleem meer oplevert.

Op het argument van DCM - ook naar voren gebracht in de presentatie van Van de Mortel - dat een aantal projecten bij drijvende verwerking niet mogelijk is vanwege de kleinschaligheid, stelt Bakker dat in het verleden is bewezen dat opschonen met een drijvende installatie nog rendabel kan zijn.

Tijdens de presentatie van het plan van DCM stelde Van de Mortel dat de drijvende installatie die op dit moment in Lomm werkt, op termijn in Gelderland ingezet moet worden. Dat zou betekenen dat er geen drijvende installatie beschikbaar is. Oplossing van Bakker: voor een periode van 25 jaar kan rendabel een nieuwe drijvende installatie gebouwd worden.

Een andere stelling van Van de Mortel in diens presentatie - dat de nu in gebruik zijnde verwerkingslokatie in Venlo maar tot 1 december gehuurd zou zijn, werd ook eenvoudig weerlegd. Het was volgens Bakker beter een bestaande vergunning of een bestaand huurcontract te verlengen, dan een geheel nieuwe vergunning aan te vragen, waarbij ook nog eens sprake was van aantasting van de natuur en het landschap.

Huisarts Monique Baggen: "Zorgen om Grubbenvorst"
Na de presentatie van Wybe Baker kreeg Monique Baggen, huisarts in Grubbenvorst, de mogelijkheid namens Behoud de Parel aan te geven, welke risico's de CZVI voor de gemeenschap bood. Zij riep de gemeenteraad van Horst aan de Maas op haar woonplaats niet te verkwanselen met allerlei projecten. „Die zorgen namelijk voor veel onrust en onvrede”, aldus Baggen. Het welbevinden en dus de gezondheid van de inwoners van Gruubenvorst is in het geding. Volgens haar blijft er niets over van Grubbenvorst, doordat het dorp met grote projecten zoals de Floriade, het Nieuw Gemengd Bedrijf, Greenport en nu de Centrale zandverwerkingsinstallatie letterlijk van alle kanten wordt bedreigd. Grubbenvorst wordt daarmee een woonwijk op een industrieterrein. Ze drong er bij de raadsleden op aan, niet te kiezen voor de ondernemers, maar voor de mensen van Grubbenvorst.

Vragen en opmerkingen vanuit de zaal

De onrust - waar Monique Baggen op wees - bleek ook uit de vele kritische vragen en opmerkingen uit de zaal. Eén van de aanwezigen wees er op dat hij eerder bij de provincie bezwaren tegen de komst van de CZVI had ingediend, maar vervolgens droeg de provincie de beoordeling van de plannen over aan de gemeente. Daarna heeft de betrokken bezwaarmaker geen bericht meer ontvangen. Een andere vragensteller wees er op dat iedereen betoogde dat het doel van de plannen beveiliging tegen de overstroming van de Maas is. Een overheidstaak. Hij vroeg zich dan ook af, waarom de gemeente niet gewoon een aantal criteria opstelde met betrekking tot de manier waarop de verwerking van zand plaats moet vinden en daar het bedrijf bij zoekt, dat het op die manier wil doen. Zonder overlast voor de bevolking. Kortom: waarom wordt dit project niet gewoon aanbesteedt? Vooralsnog kwam er vanuit het gemeentebestuur geen eenduidig antwoord. Wel werd door een aantal raadsleden gemeld dat zij van mening waren dat de gemeente de regie moest houden. Ondertussen stelde Brouns van de provincie Limburg dat de zandverwerkers allemaal posities hebben ingenomen (gronden aangekocht), waardoor de overheid afhankelijk wordt van die bedrijven...

Lowie van de Pasch van de Dorpsraad Grubbenvorst wees op de komst van Greenportlane (verbinding tussen A73 en A67) en de mogelijkheid dat daardoor de infrastructuur minder gunstig was dan DCM schetste. Vanuit een medewerker van de veiling werd opgemerkt dat meerdere plannen rondom Grubbenvorst hun ogen gericht hebben op de Venlose weg als ontsluitingsweg. Net zoals DCM dat doet. Is daar rekening mee gehouden? En zijn er berekeningen gemaakt van de toename van het verkeer vanwege die plannen? Het antwoord daarop moest men schuldig blijven.

Dorpsraadslid Maarten Dolmans wees er op dat in een overleg tussen de Dorpsraad Grubbenvorst en DCM duidelijk was geworden, dat het project verliesgevend zou zijn. Hij vroeg de gemeente en DCM om een kosten- en batenplaatje. Daarbij wilde hij dat eerder toegezegde woningbouw aan de Maas (als compensatie voor het plan) betrokken zou worden. Het bedrijf wilde daar uit concurrentieoverwegingen geen antwoord op geven en de ambtenaren van de gemeente konden geen antwoord geven. Er moesten nog eerst "kaders" gesteld worden en de onderhandelingen moesten nog plaats vinden. Ook wees Dolmans op de mogelijke vervuiling van het gebied Raaieind, doordat er grote hoeveelheden niet verwerkbare reststoffen achterblijven. Van de Mortel bezweerde in zijn reactie, dat er alleen schoon zand overbleef. "Het zand is zo fijn dat het niet verkoopbaar is, van vervuiling is echter beslist geen sprake", aldus Van de Mortel. Verder benadrukte Dolmans namens de Dorpsraad - net als Behoud de Parel dat eerder deed - dat er een actuele en betrouwbare fijnstofmeting wordt uitgevoerd in Grubbenvorst. De gemeente hanteert nu volgens hem volstrekt onbetrouwbare gegevens die gebaseerd zijn op berekeningen van enkele jaren terug in het Peelgebied, ver van Grubbenvorst af.

Vanuit de gemeenteraad werd er op aangedrongen, dat DCM vóór 3 februari met een reactie kwam op het alternatieve plan van Behoud de Parel. Ook werd er door de raadsleden op aangedrongen dat de gemeente de regie moet houden over het proces van zandwinning. Daarnaast werd de zorg uitgesproken over de mogelijkheid dat de haven - nadat de zandverwerking stopt - gebruikt wordt voor andere industriële doeleinden, zoals door een Provinciale adviescommissie al is gesuggereerd.

Aan het einde van de bijeenkomst meldde wethouder Litjens dat er nog een Gezondheidseffectenstudie (GES) gemaakt zou worden voor alle projecten rondom Grubbenvorst. Toen vanuit de zaal gevraagd werd of alle projecten stil blijven liggen tot het resultaat van dat onderzoek binnen was, antwoordde Litjens, dat het GES een zogenaamde Quickscan betrof. Zou daaruit blijken dat er sprake is van risico's, dan wordt even gewacht met de uitvoering van de projecten, anders gaat men gewoon door...

De gemeenteraad vergadert 3 februari 2009 weer over het zand- en grindbedrijf. Dat gebeurt om acht uur in het Horster gemeentehuis. Het definitieve besluit wordt - als alles volgens plan verloopt - 21 april door de gemeenteraad genomen. Het hele proces van besluitvorming treft u aan in de bijlage.

Klik hier om de bijeenkomst te beluisteren (38MB!)

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel