Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Inkrimping van de veestapel is geen doel op zich, maar een uitkomst van nieuwe vormen van landbouw, schrijven Dr. Jerry van Dijk universitair docent (Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling, UU), prof. dr. Esther Turnhout hoogleraar (Forest and Nature Policy group, WUR), prof. dr. Martha Bakker hoogleraar (Landschapsarchitectuur en Planning WUR), prof. dr. ing. Jan Willem Erisman hoogleraar (Integrale Stikstofstudies, VU) en directeur Louis Bolk Instituut prof. dr. ir. Jan Rotmans hoogleraar (Dutch Research Institute For Transitions, EUR) in NRC.

Er zijn „drastische maatregelen” nodig om de uitstoot van stikstof in Nederland te beperken, stelt de adviescommissie stikstofproblematiek onder leiding van Johan
Remkes. Aangezien 46 procent van de stikstofuitstoot voor rekening komt van de veehouderij, adviseert de commissie-Remkes om allereerst veehouderijen in de buurt van natuurgebieden die relatief veel ammoniak uitstoten, uit te kopen of te saneren. Het advies is een direct gevolg van uitspraken van zowel het Europees Hof van Justitie als de Raad van State. Hieruit blijkt dat onze natuurgebieden onvoldoende beschermd zijn tegen de effecten van stikstof en dat het beleid dat we hebben, het Programma Aanpak Stikstof (PAS), niet deugt. Als voorschot op het advies van de
commissie-Remkes stelde D66 alvast voor de Nederlandse veestapel te halveren.

In reactie daarop zetten belangenorganisaties uit de landbouwsector en de politieke partijen met een grote boerenachterban meteen de hakken in het zand.Niet gek, omdat krimp in het huidige landbouwmodel – dat juist is gebaseerd op productiemaximalisatie en kostprijsreductie om de concurrentie op de wereldmarkt
aan te kunnen – het faillissement voor een groot aantal boeren zal betekenen.
Deze kwetsbaarheid laat echter vooral het faillissement zien van dat landbouwmodel zelf, dat niet alleen slecht is voor natuur en leefomgeving, maar ook voor boeren en hun toekomst.

De huidige stikstofproblemen zijn het gevolg van jarenlang beleid dat voornamelijk
gericht was op groei en ontwikkeling van de economie op de korte termijn, zonder veel oog te hebben voor de vraag of onze natuur en leefomgeving dat nog aan kunnen. Een krimp van de veestapel zou– vergelijkbaar met de door de Raad van State vernietigde PAS –gebruikt kunnen worden om tijdelijk ontwikkelruimte voor
stopgezette bouwprojecten te creëren, het vliegveld Lelystad te openen of de Formule 1 op Zandvoort toch doorgang te laten vinden. Wij pleiten er echter voor om,
in plaats van het verzinnen van nieuwe listen zodat we vast kunnen houden aan een onhoudbaar model, te kiezen voor een structurele aanpak van de stikstofproblematiek. Dat kan door over te stappen op een fundamenteel ander landbouwmodel, waardoor direct ook een aantal andere hardnekkige hoofdpijndossiers uit het landelijk gebied worden aangepakt.

De basis van dat nieuwe model is een drastische reductie van de import van veevoer en het gebruik van kunstmest. Daardoor wordt de draagkracht van de omgeving leidend voor de landbouwproductie en wordt er niet steeds meer stikstof naar Nederland toegehaald. Inkrimping van de veestapel is daarbij geen doel op zich, maar een uitkomst. De grootte van de veestapel wordt afhankelijk van de hoeveelheid veevoer die we zelf kunnen telen, aangevuld met reststromen uit de voedingsindustrie en de akkerbouw. Dierlijke mest verandert van het afvalproduct dat het nu is in een waardevolle grondstof, mits die van hoge kwaliteit is. Het op deze manier sluiten van kringlopen tussen plantaardige en dierlijke productie kan op bedrijfsniveau in de vorm van een gemengd bedrijf, maar ook door het beter verbinden of ruimtelijk hergroeperen van akkerbouw en veeteelt naar plekken die daar geschikt voor zijn. De op productiemaximalisatie georiënteerde landbouw houdt ruimte in gebieden met voldoende ecologische en maatschappelijke draagkracht, in andere gebieden wordt volgens het nieuwe model overgestapt op nieuwe vormen van landbouw. In die vormen is ruimte voor biodiversiteit en andere maatschappelijke diensten zoals koolstofvastlegging, waterberging en recreatie, waar boeren passend voor worden beloond door de maatschappij. Dat kan gemakkelijk worden bekostigd uit de besparingen die de verminderde stikstofdruk oplevert. Veel initiatieven gebaseerd op dit model, zoals Herenboeren, en Remeker hebben al laten zien dat dat kan.

De voordelen zijn legio. De luchtkwaliteit verbetert door de verminderde uitstoot van ammoniak en fijnstof, de biodiversiteit zal toenemen op zowel landbouwgronden als in beschermde natuurgebieden daarbuiten, en doordat de emissie van broeikasgassen fors minder wordt, kunnen de klimaatdoelen makkelijker gehaald worden. De verminderde import van veevoer verkleint bovendien de ecologische voetafdruk in het buitenland doordat biodiversiteitsverlies en CO2-uitstoot als gevolg van ontbossing voor het verbouwen van soja wordt tegengegaan. De diversifiëring van landbouwpraktijken creëert ruimte in de markt, biedt kansen voor nieuwe verdienmodellen en kan daarmee een impuls geven aan de kwaliteit van het landelijk gebied en de positie van de boer. De huidige trend in de landbouw – waarbij bedrijven in toenemende mate klem zitten tussen internationale concurrentie enerzijds en binnenlandse en Europese regelgeving anderzijds – plaatst veel boeren in een uitzichtloze situatie. De uitweg ligt in een structurele hervorming van de sector,  waarbij de stikstofproblematiek als aanjager kan dienen. De politieke druk en maatschappelijke vraag om een fundamenteel andere aanpak zijn er, en de geschetste ontwikkelingen passen naadloos in de visie op de toekomst van de landbouw van minister Schouten. De landbouwsector moet dus niet bang zijn voor deze verandering maar hem juist omarmen. Het is een zeldzame kans om boeren in Nederland een duurzaam toekomstperspectief te bieden en de kwaliteit van onze leefomgeving structureel te verbeteren.

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel