Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Het klimaat is niet gebaat bij inkrimpen van de veestapel. Den Haag kan beter kiezen voor grondgebonden melkveehouders, betoogden Cees Veerman (oud CDA-minister van Landbouw) en Wouter van der Weijden (directeur Centrum voor Landbouw en Milieu) onlangs in Trouw.

Bij de kabinetsformatie onderhandelen vier partijen over klimaat en veehouderij. Zeker twee opties worden daarbij genoemd: inkrimping van de varkens- en melkveestapel en vergisting van mest. Maar op beide valt het nodige af te dingen.

Dat inkrimping van de veestapel het klimaat zou helpen is een illusie. Zolang het voedingspatroon in Europa niet verandert zorgt dat plan voor méér varkens en koeien elders en dan is de winst voor het klimaat nihil. Van klimaatwinst kan pas sprake zijn als de consumptie van vlees, eieren en/of zuivel vermindert. Maar dat regelen we niet in een regeerakkoord en al helemaal niet als het gaat om de Europese consumptie.

Wel zal krimp helpen om de belasting van het Nederlandse milieu met nitraat, ammoniak, fosfaat en fijnstof te verminderen. Tegelijk is er minder gesleep met veevoer en mest. Daarmee kan het bijdragen aan de circulaire economie, waar milieubeweging, kabinet en bedrijfsleven zich voor inzetten.

Ook mestvergisting wordt soms bepleit als bijdrage aan de circulaire economie en de oplossing van het mestprobleem. Het tegendeel is waar, want vergisting haalt een deel van de koolstof in de mest uit de kringloop en zet deze om in methaan. Die kan dan fossiele brandstoffen vervangen en zo de emissie van broeikasgas CO2 verminderen. Probleem: vergisting is alleen rendabel met veel subsidie en de vraag is of dat geld niet beter kan worden gebruikt voor bijvoorbeeld zonnepanelen op stallen of windmolens op zee. Dan kan er meer koolstof in de mest blijven en worden vastgelegd als organische stof in de bodem. Dat is gunstig voor het klimaat én de bodemkwaliteit.

Permanent op stal
Ander probleem van een mestvergister is dat deze de veehouder stimuleert om de koeien permanent op stal te houden, want dan kan hij 's zomers meer mest in de vergister krijgen. Dat staat haaks op de wens van het overgrote deel van de Nederlanders die koeien in de wei willen. Daarom betaalt de zuivelindustrie een hogere prijs voor weidemelk. Mestvergisting doorkruist dat.

Vaak wordt gezegd dat we circulaire economie in de veehouderij "in moeten voeren". Dat klopt maar half, want een groot deel van de veehouderij ís al min of meer circulair. De talrijke bedrijven met een lage of matige veedichtheid, de zogeheten grondgebonden melkveebedrijven, hebben korte kringlopen van stikstof en fosfaat. Koeien eten gras, hun mest wordt gebruikt om gras te laten groeien, enz. Die korte kringlopen moeten we koesteren. Daarom moet in het regeerakkoord komen dat de melkveehouderij grondgebonden blijft.

Dit is een urgent punt omdat de overheid volgend jaar verhandelbare fosfaatrechten invoert. Veehouders mogen dan meer koeien houden als ze fosfaatrechten kopen. Dat zal leiden tot een golf van intensivering waarbij veehouders meer koeien per hectare houden, meer veevoer moeten aankopen en meer mest moeten afvoeren. Gevolgen: minder korte kringlopen en bovendien minder koeien in de wei, want een intensief bedrijf heeft al gauw te weinig grasland rond de stal om alle koeien te laten weiden. Daarom dient, voordat fosfaatrechten vrij verhandelbaar worden, de wettelijke norm voor intensivering te worden aangescherpt.

Draagvlak
In plaats van te onderhandelen over krimp en mestvergisting kunnen de onderhandelaars in Den Haag beter kiezen voor een grondgebonden melkveehouderij. Dan doen ze aanzienlijk meer voor het klimaat, de circulaire economie, het milieu, de koeien in de wei en de maatschappelijke waardering voor de melkveehouderij. En ze voorkomen dat de melkveehouderij de route van de intensieve veehouderij opgaat en daarmee haar draagvlak verliest, zoals in Brabant pijnlijk duidelijk is geworden.

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel