Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Als minister van Milieu ben ik dezer dagen bijna fulltime op pad voor de klimaatonderhandelingen van Kopenhagen. De wereldgemeenschap kan daar een reuzenstap zetten op weg naar een effectieve aanpak van de klimaatcrisis. Maar meteen daarna moet er een vergelijkbare Kopenhagen top komen voor die andere grote mondiale crisis: de voedselcrisis.
Parallellen en onderlinge connecties met het klimaatprobleem zijn er volop. Beide crises komen voort uit dezelfde mentaliteit. Paul Hawken, de gezaghebbende Amerikaanse biograaf van de milieubeweging en pionier van duurzaam ondernemen, heeft die mentaliteit ooit treffend onder woorden gebracht: we stelen de toekomst, verkopen de buit en noemen het bruto binnenlands product.

Pof
Banken zijn in de problemen gekomen door jarenlang onnadenkend leven op de pof. De aarde warmt op door langdurige groei zonder dat stil te staan bij de uitstoot van CO2. Voedseltekorten ontstaan door een landbouwsysteem dat in z’n expansiedrift meestal de weg van de minste weerstand kiest.
De gevolgen van zowel de klimaat- als de voedselcrisis zijn onomkeerbaar. Als de aarde met meer dan 2 graden Celsius opwarmt is de schade niet te overzien – en niet te betalen. Voor de voedselcrisis geldt dat de opmars van slecht benutte landbouwgrond leidt tot de onherroepelijke vernietiging van biodiversiteit. Als we nu niets doen, is in 2050 zeker veertig 15 procent van de planten- en diersoorten uitgestorven. Een tempo zonder precedent in de wereldgeschiedenis.
De voedselcrisis is eveneens een wereldwijd probleem. Bij het klimaat is boosdoener CO2 letterlijk grensoverschrijdend. Bij voedsel leidt de wereldwijde en toenemende vraagontwikkeling tot vernietiging van biodiversiteit ergens op aarde. De schade is het grootst in de armste landen, nog een déja vu met de klimaatcrisis.

Oplossing
Er is ook een positieve overeenkomst. Voor een oplossing van beide crises is het is nog niet te laat, maar dan moeten we wel snel ingrijpen. En in beide gevallen zal er een internationale aanpak moeten komen. Dankzij de klimaatonderhandelingen, hoe moeilijk die soms ook verlopen, hebben we veel ervaring opgedaan met duurzame diplomatie. Dat komt van pas bij het organiseren van een Kopenhagentop voor de aanpak van de voedselcrisis en bij het bereiken van een wereldwijd akkoord over biodiversiteit.
Zo’n mondiale afspraak zou mijns inziens een aantal elementen moeten bevatten. De internationale gemeenschap moet de bindende afspraak maken dat er wereldwijd geen hectare landbouwgrond meer bij komt. Die ambitie is gemakkelijk waar te maken. Door innovatieve landbouwtechnieken kan de opbrengst per vierkante meter landbouwgrond met zeker 40 procent omhoog. Het verlies van voedsel na de oogst kan drastisch omlaag. In de verspreiding van deze kennis en technologie kan Nederland een wereldwijde leidersrol voor zich opeisen. Alles bij elkaar kunnen we hiermee negen miljoen vierkante kilometer landbouwgrond besparen.

Dieet
Maar met alleen efficiënte voedselproductie redden we het niet. We zullen ook ons dieet moeten veranderen. Vleesproductie legt wereldwijd beslag op 80 procent van de landbouwgrond, terwijl vlees slechts 15 procent van de totale voedselconsumptie beslaat. Op den duur komen er drie miljard monden bij om te voeden. Vlees zal een steeds groter deel van ons dieet uitmaken.
Het behoeft geen betoog dat deze ontwikkelingen onhoudbaar zijn. Alternatieven liggen voor het oprapen. Voor kip is bijvoorbeeld veel minder landbouwgrond nodig dan voor rundvlees. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) becijfert in zijn vandaag verschenen studie Growing within limits dat een ander dieet wereldwijd voor een besparing van nog eens zestien miljoen vierkante kilometer landbouwgrond zorgt, een gebied bijna ter grootte van Rusland.
Uiteraard moet ook de ontbossing een halt worden toegeroepen. Hier gaan de aanpak van de klimaat- en de voedselcrisis hand in hand. Een eerste stap kan gezet worden in december bij de top van Kopenhagen.
Zo’n omvangrijk internationaal programma moet met vaste hand bestuurd worden. Daarom is het geen overbodige luxe om te komen tot een nieuwe mondiale instelling voor de natuur, naar analogie van het IMF en de Wereldbank.
Is dat wel te betalen, zal de sceptische geest zich afvragen. Het antwoord is volmondig: ja. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft becijferd dat bij snel ingrijpen beide crises voor een prikkie opgelost kunnen worden. Het zou ons wereldwijd 0,1 procent van de jaarlijkse economische groei kosten. Doorvertaald naar de periode 2005-2050 zou dat betekenen: 225 procent economische groei in plaats van 240. Zeker als je het afzet tegen de uiteindelijke kosten van nu niets doen, is dat – vrij naar Marlon Brando – een offer we can’t refuse.

(Bron: De Volkskrant, Jacqueline Cramer is minister van Ruimte en Milieu. Dit artikel is een bewerking van haar lezing vandaag bij de Assemblee van de Club van Rome Assemblee in Amsterdam)

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel