Behoud de Parel op Facebook.

U bent hier

Het mestoverschot is terug van weggeweest. In de jaren tachtig was het bij menig krant voorpaginanieuws, maar de afgelopen jaren kon de sector de mest goed kwijt. Nieuwe regels hebben tot gevolg dat boeren de komende jaren opnieuw met hun mest blijven zitten.

De intensieve veehouderij in Nederland – veel dieren in een klein gebied – veroorzaakt veel mest. Daarin zitten vervuilende mineralen als fosfaat en nitraat. Omdat door nieuwe regels steeds minder mineralen mogen worden uitgereden op het land, zoeken veehouders en wetenschappers naarstig naar een oplossing.

Vijftig varkenshouders openden vorig jaar een centrale waarin mest verwerkt en gescheiden kan worden. In Heeten, vlakbij Deventer, lieten zij voor zeven miljoen euro biogascentrale Biogreen bouwen.

Per jaar verwerkt de installatie 60.000 ton mest, en wekt de centrale voldoende stroom op voor vijfduizend huishoudens. „In tankwagens komt de mest binnen en wordt van daaruit in een grote silo gepompt. Daar voegen we op jaarbasis 10.000 ton ’energiemaïs’ en voedselafval bij”, legt Biogreen-bestuurslid Harry Duteweert uit. „De brij van mest en voedingsstoffen zijn bouwstoffen voor bacteriën die methaan produceren.” Met dat gas wordt energie opgewekt.

Uit de afvalstoffen die overblijven na het gistingsproces komt een deel waarin stikstof en fosfaat zitten. Dat deel wordt verkocht. „Als mestproduct”, vertelt Duteweert. Hij hoopt in de toekomst de geconcentreerde mineralen af te kunnen zetten als kunstmest.

„Als dat zou lukken, biedt zo’n verwerkingsmethode veel perspectief”, denkt Frits van der Schans van het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM). Het huidige restproduct is weliswaar geconcentreerd, maar is nog altijd dierlijke mest. Daardoor mag het maar in beperkte mate worden uitgereden. Van kunstmest mag meer worden uitgereden. Ook is kunstmest goed te verhandelen in zowel binnen- als buitenland. Maar in Europese regelgeving is vastgelegd dat fosfaten uit dierlijke mest niet als kunstmest verkocht mogen worden. Daarvoor moeten de Europese regels veranderen. „Dat is geen kleinigheid”, weet Van der Schans. De komende vijf jaar ziet hij dat niet gebeuren.

Op het gebied van voer is ook ’fosfaatwinst’ te behalen. Vee krijgt meer mineralen toegediend dan het nodig heeft om te kunnen groeien en melk of eieren te produceren. Het overschot scheiden de dieren uit via de mest. Bevat mest minder mineralen, dan mag er meer worden uitgereden en krimpt het overschot.

Veevoer bestaat voornamelijk uit restproducten van de voedselindustrie zoals raapzaad en sojaschroot. Door fosfaatarme producten zoals maïs of bietenpulp te gebruiken voor veevoer daalt het gehalte mineralen in het voer en dus in de mest. Het voer stijgt daardoor wel in prijs. En met duizenden tonnen voer per jaar kan een kleine prijsstijging grote gevolgen hebben.

„Technisch gezien is alles mogelijk”, zegt Gerard Velthof die zich binnen de Universiteit Wageningen buigt over het mestprobleem. „Maar de vraag is of de sector dat financieel wel kan trekken.”

Een andere weg is inkrimping van de veestapel – een weinig geliefde oplossing bij veehouders, en dat is volgens wetenschappers onterecht. Nederland telt 11 miljoen varkens, 85 miljoen stuks pluimvee en 3,7 miljoen koeien. Samen produceren zij 167 miljoen kilogram fosfaat per jaar. De veehouders zetten de mest af bij akkerbouwers, maar door het enorme aanbod en het beperkte aantal afnemers is de prijs die veehouders betalen hoog. Een groeiend mestoverschot drijft die prijs verder op. Daardoor wordt het traject van big naar biefstuk duurder en de winst lager. Dat verzwakt de concurrentiepositie op de Europese markt: tachtig procent van het vlees dat Nederland produceert, wordt geëxporteerd. „Als er minder vee is dan is er minder mest. Veehouders hoeven dan minder te betalen voor de afzet omdat het aanbod daalt en de vraag gelijk blijft”, zegt Van der Schans.

De pijnlijkste manier om een inkrimping van de veestapel te realiseren, is van alle boeren tien procent afname te eisen. Veel bedrijven zullen daardoor in de financiële problemen komen omdat hun inkomsten dalen.

Een minder pijnlijke manier is het varkensplafond te laten dalen als boeren stoppen met hun bedrijf. Veehouders blijven dan niet met halfvolle stallen zitten. „Geen nieuw idee”, weet Van der Schans. „In België gebeurt hetzelfde.” Toch lijkt de Nederlandse overheid hier niet op aan te sturen. Wellicht worden in 2015 de dierrechten voor varkens en kippen afgeschaft. Veehouders mogen dan meer dieren houden.

(Bron: Trouw, 3-9-'08)

Projecten & onderwerpen: 
Behoud de Parel